
Een dubbeltje op z’n kant
Het zit er weer op, de tijd tussen kerstboom en kniepertjes, waarin we massaal genegen zijn tot reflectie. Nog één keer bladeren we door het schrift met herinneringen van het afgelopen jaar. Vergenoegd kijken we naar de lege, onberispelijke vellen die voor ons liggen. Ook Jos en ik hebben teruggekeken op het afgelopen jaar. Ons schriftje ligt er verfrommeld bij. Chaos binnenin. Inkt uitgevloeid op van verdriet doorweekt papier.
We herbeleven samen nog regelmatig die bewuste zaterdag in mei. De dag waarop Jos, kort na het opstaan, opeens wordt overvallen door enorme hoofdpijn aan één kant. De pijn wordt erger, wordt ondraaglijk. Even later ligt hij in de ambulance onderweg naar het UMCG.
Diagnose: een hersenbloeding. Een flinke ook.
Spannende dagen volgen. Nog vaak zie ik de film: wachtkamers, bezorgde artsen, familie en vrienden, tranen, vlug aangeboden schouders om ze op te vangen, slapeloze nachten, heel veel handen die me vasthouden en de alles verpletterende angst om mijn liefste lief kwijt te raken. Waardeloze film.
De eerste uren, als de pijnmedicatie begint te werken, is Jos nog aanspreekbaar. Hij slaagt er zelfs in een reeks appjes de wereld in te sturen. Naar collega’s bijvoorbeeld: ‘Mensen, ik lig met een hersenbloeding in het ziekenhuis, dus ik denk dat ik er de komende dagen niet ben.’ Grapjas. Over ontwikkeld arbeidsethos, maar nul ziektebesef. Een uur later is hij alles weer vergeten.
Omdat Jos neurologisch stabiel is, besluiten de artsen om eerst niets te doen. Afwachten of het lichaam het zelf oplost. Maar zijn toestand verslechtert. De pijn neemt toe en hij zakt weg. Steeds verder weg. Ik kan niets doen, behalve een hand vasthouden en het van pijn vertrokken gezicht strelen. Bizarre situatie. Opeens zijn de rollen omgedraaid. Nu is mijn stabiele, altijd sterke man de patiënt. Ben ik degene die het machteloos moet aanzien en tegelijk overeind moet blijven voor ons gezin.
Maandagavond laat een telefoontje thuis: ‘Uw man is erg onrustig, mogen we uw toestemming om hem te fixeren?’
Welja, bind hem maar vast. Leg ze maar aan banden, die gespierde armen die me eigenlijk horen te omhelzen nu.
Ik word misselijk. Sportman Jos, de vechtkunstenaar, is nu in gevecht met zichzelf en alle apparatuur die hem in leven moeten houden. Hij is een gevaar voor zichzelf.
Maandagnacht vindt eindelijk een operatie plaats. Met succes goddank. Via een luikje in zijn schedel, verdwijnt de enorme druk in Jos z’n hoofd. Dan verdwijnt ook de druk op mijn zenuwen en die van al die mensen die intens meeleven. Zijn leven is niet meer in gevaar. De angst voor verlies maakt plaats voor de angst voor het onbekende. Hoe komt Jos hier straks uit? Lichamelijk beperkt? Afatisch met het geheugen van een goudvis?

Een mens lijdt dikwijls ’t meest door ’t lijden dat hij vreest. Het was een dubbeltje op z’n kant, maar Jos doet niet aan doemscenario’s. Zit de dag na z’n operatie alweer rechtop in bed, praatjes voor tien. Een verpleegkundige neemt wat neurologische testjes af. ‘Kunt u mijn vingers zien?’ Jos, de coach, bestudeert haar gezicht aandachtig. ‘Ja hoor, ik zie zelfs de micro-expressie in je gezicht’. Omhooggevallen slijmbal.
Praatjes of niet, de dagen op de IC die volgen, vormen voor mijn stoere man een geduchte beproeving.
Piepende machines, kermende kamergenoten, zusters met zaklampen, dampende visschotels: alle zintuigelijke prikkels komen ongenadig hard binnen.
Intussen kan het brein amper verwerken wat er is gebeurd. De zaal, het bed, het personeel: het voelt allemaal vervreemdend. Zodra het vertrouwde bezoek is vertrokken, is het lijntje met de werkelijkheid weg. De morfine doet nog een flinke schep bovenop alle verwarring. ’s Nachts springen er eekhoorns door de zaal. Jos ziet ze vliegen. Onderwijl vraagt een tegenoverliggende lotgenote zich hardop af of haar billen haar billen wel zijn. Jos voelt zich unheimisch. Gevangen op een naargeestige, psychedelische kermis.
Als ik hem weer zie, is Jos resoluut. ‘Neem je me mee? Ik wil weg. Nu!’ Ik moet hem teleurstellen. Verkeer in de veronderstelling dat het nog weken zal duren voordat hij überhaupt naar huis mag. Maar ik heb het bij het verkeerde eind. Jos laat een verbluffende herstelcurve zien. Het doet artsen perplex staan, vervult de kinderen met trots. Ze worden bevestigd in wat ze eigenlijk al wisten, erfelijk belast als ze nu eenmaal zijn met een DC- en Marvel-fetisj: hun vader is een onverslaanbare superheld.
De superheld mag binnen een week naar huis.
In ons gloednieuwe tuinhuis, naast het bos kan hij, bevrijd van alle piepjes en prikkels in alle rust herstellen. In een omgeving waar het wél normaal is om eekhoorns te spotten.
Wat een feest, wat een opluchting. Wel heeft hij nog een lange weg te gaan. Er volgen pittige maanden. Vermoeidheid en gebrek aan energie spelen Jos parten. Maar wat hem het meest zwaar valt is dat hij moet leven met ‘de rem erop’ totdat alle onderzoeken achter de rug zijn. Dat betekent: weinig inspanning en niet sporten. Want als het in zijn hoofd niet pluis is, kan er mogelijk nog een vat knappen, redeneren de medici. Het is beangstigend en voor Jos gekmakend en frustrerend, evenals het feit dat hij minstens een halfjaar niet mag autorijden.
In het najaar komen er goede onderzoeksresultaten. De scans van zijn hoofd zien er goed uit en geven geen aanleiding om te vrezen voor een recidive. In oktober kan dan eindelijk de revalidatie beginnen. Vol overgave stort Jos zich op het bewegen en sporten. Natuurlijk is hij, de streber, al snel de beste leerling van de klas. Tot ontzag van zijn groepsgenoten (weliswaar met wat meer grijze haren behept), verweeft hij al gauw wat jiu jitsu in zijn training. Ook ontpopt hij zich als coach voor sommige groepsgenoten die hij de beginselen van mindfulness bijbrengt. Ze zijn hem er erkentelijk voor. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan…
Zo ontwikkelt Jos zich in no time tot een ware fitboy: intensief sporten, geen alcohol, geen suiker, voldoende rust, af en toe meditatie: hij doet er alles aan om 100+ te worden.
Behalve heel fijn, vind ik het onderhand ook confronterend. In zijn nabijheid voel ik me intussen voornamelijk vadsig, stijf, alcoholisch en lapzwanserig.
Enfin, zijn leefstijl werkt grandioos voor zijn herstel. Sinds enkele maanden kan Jos weer meer en wat vaker sociale activiteiten ondernemen, zonder dat hij dagen is gevloerd. De man die een halfjaar geleden nauwelijks een (geluids)prikkel kon verdragen, ging zelfs weer naar een concert van metalband Sepultura! Bovendien heeft hij de rijtest met goed gevolg afgelegd. Hoera!
En zo rollen we vol goede moed het nieuwe jaar in. Jos heeft al wat kleine werkklussen opgepakt. Hij zit vol ambitie om de komende maanden zijn werkweek verder op te bouwen. Om voor oude én nieuwe opdrachtgevers aan de slag te gaan, zijn werk als coach en vertrouwenspersoon weer op te pakken en om een nieuw bedrijf op te richten. Medisch gezien mogen de remmen weer los. Toch wil mijn lief ervoor waken om zijn werkweek té vol te proppen. Er zijn namelijk ook plannen om naar nieuwe concerten, festivals en vakantiebestemmingen te gaan. Om te leven naast het werk. Om elkaar en de kinderen niet uit het oog verliezen.
Want het kan verkeren in het leven. Dat wisten we natuurlijk al. Niet alleen omdat kanker twee keer ons gezin op z’n kop zette, maar ook omdat we drie jaar geleden plotseling afscheid moesten nemen van onze zwager Marco. Hij overleed op zijn 48e aan een harstilstand. Het verdriet blijft voor schoonzus Floor onnoemlijk groot.
Wij missen hem. Tegelijk prijzen we ons gelukkig dat het dubbeltje dit keer de goede kant is opgerold!
Wat zijn we kwetsbaar. En wat zijn we blij met het leven en vooral met de mensen om ons heen die het leven zo de moeite waard maken. We slaan vol optimisme het nieuwe schrift open. Vastbesloten zijn we om er mooi, aandachtig en betekenisvol jaar van te maken. Vol (micro)expressie. Vol leven!
Carpe diem.
Joerka Deen 6 januari 2023 - 09:10
Jemig. Heftig.