0

Over mij

Pauline van der Kolk


Geboren in 1975, in het Sallandse dorpje Heino. Ik ben telg uit een boerengeslacht. Mijn ouders hadden het hippie-gebeuren aan zich voorbij laten trekken. Mijn vader had weliswaar lang haar en een baard, maar stond niet hash-rokend te demonstreren bij het Lieverdje.

Mijn moeder droeg gewoon een BH en had geen boodschap aan feministen die de ‘biggen los in ‘t hok’ hadden.

Jaren-zeventig-fratsen, zoals het fameuze sleutelspel, daar deden mijn ouders niet aan mee, voor zover ik weet. Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg.

Mijn zus en ik werden opgevoed met boerenverstand, de bijbel van Dokter Spock en veel Rust, Reinheid en Regelmaat. En ik dacht dat dat altijd zo zou blijven.

Later als ik groot zou zijn, zou ik bij mijn ouders om de hoek gaan wonen. Lekker dichtbij. En ik zou ‘meisje-van-het-brood’ worden bij de Centra. Toen was ik vier.

Op veertienjarige leeftijd had ik mijn toekomstbeeld bijgesteld. Groots en meeslepend zou ik leven. Ik zou beroemd worden dankzij een tot op dat moment nog onontdekt talent, dat zich ongetwijfeld weldra zou openbaren.

En een knappe singer-songwriter zou vanaf alle wereldpodia zijn liefde voor mij bezingen.

Het liep anders. Via schoolkrant ‘de Inktzwam’ en de Heinose Kabel Televisie proefde ik aan de journalistiek. Dat smaakte naar meer. Ik ging studeren in Groningen. Nederlands en Journalistiek. En veel vakken bij theaterwetenschap. Ik dompelde me onder in het studentenbestaan, maakte vrienden voor het leven en laafde me aan kennis, kunst en cultuur. En ja, ook aan wijn. Ik leerde vragen stellen en antwoorden te zoeken. Ik leerde erin te berusten dat sommige vragen onbeantwoord blijven. En ik leerde dat ‘normaal’ eigenlijk niet bestaat.

De romantische singer-songwriter diende zich niet aan. Wel een knappe Groningse jongeling met zwarte-band-judo en een dosis nuchterheid waaraan ze in Heino een puntje kunnen zuigen. Ik verruilde mijn freelance baan bij de krant voor een vaste baan in de Communicatie, bij de overheid. Lief en ik gingen samenwonen en niet veel later kochten we een keurige twee-onder-een-kap in een dorp onder de rook van Groningen.

We kregen van mijn schoonouders een bestekcassette cadeau, tot grote ontsteltenis van onze vrienden.

Het feit dat Lief in de gloednieuwe garage een bord maakte, waaraan hij zijn gereedschap hing, bracht onder diezelfde vrienden een schok teweeg die ze amper te boven kwamen. We leken warempel wel Grote Mensen. En dan ook nog van het burgerlijke soort.

Echt volwassen werden we pas toen we in drie jaar tijd werden verrast met drie kinderen én kanker. In wat leek op een lange psychedelische trip werden we ruw heen-en-weer geslingerd tussen tegenstrijdige emoties.  Toen de turbulentie afnam, we voorzichtig ons hoofd ophieven en om ons heen keken, bleek ik in de tussentijd ook carrière te hebben gemaakt. Ik mocht me  manager noemen, manager van webprofessionals. Dat vond ik leuk, maar managen is praten. Praten beklijft niet. Ik hoef niet meer beroemd te worden, maar heb wel een zekere beklijvingsdrang. Daarom begon ik weer te schrijven. Ik blog, dus ik besta. Zoiets.

Ik schreef over mijn leven in het Later, waarover ik me, veertiger inmiddels, dagelijks bleef verwonderen.

Ik schreef over mijn ploeterende pogingen te leven in het bliksemsnel voorbijrazende nu, met een smartphone in de ene en een stofzuiger in de andere hand, kinderen aan mijn rokken, kantoor in mijn hoofd en kanker in mijn lijf.

Ondanks mijn haat-liefdeverhouding met de waan van de dag, bleek al balancerend mijn leven behoorlijk de goede kant op te rollen. Er kwam een huwelijksaanzoek en een sprookjesachtig nieuw huis aan de rand van het bos. Er kwam bewustzijn van groot en klein geluk. Hier zagen we onszelf wel oud worden, in schommelstoelen op de veranda, luisterend naar de vogels. De kanker was niet vergeten, maar vormde een afgesloten hoofdstuk.

Toen werd het juni 2017. Een pijnlijk plekje op mijn ribben bleek foute boel te zijn.

Een uitzaaiing van borstkanker . Zo had ik mij Later niet voorgesteld.

Inmiddels ben ik een echtgenoot rijker en een rib armer. De overheid heb ik verruild voor de culturele sector. Dat levert fors minder euro’s op, maar wel veel plezier en voldoening. Bewuster dan ooit van onze beperkte houdbaarheid, leef ik tussen alle linke loopings door, met passie het leven en zoek ik naar manieren om betekenis te geven aan dit leven.